De wijzigende demografie zet het huidige groeimodel onder druk. Tot pakweg 15 jaar geleden was een snelle groei met aanzienlijke arbeidscreatie het belangrijkste doel door de toenemende beroepsbevolking. Iedereen een job draagt bij tot de maatschappelijke stabiliteit. Nu de beroepsbevolking al 15 jaar afneemt, verandert de focus.
Kwalitatieve jobs
China wil minder de fabriek van de wereld zijn en meer inzetten op kwalitatieve jobs die meer inkomen opleveren. Het eenvoudige fabriekswerk kan het land dan uitbesteden aan goedkopere arbeidskrachten in armere Zuidoost-Aziatische landen en Afrika.
Meer kwalitatieve en beter betaalde jobs zouden ervoor kunnen zorgen dat de binnenlandse consumptie toeneemt en dat China het aandeel van consumptie in zijn bbp ziet stijgen. Nu bestaat het Chinese bbp voor 43% uit privé- en overheidsinvesteringen, een onhoudbaar hoog getal. Ter vergelijking: in de Eurozone zijn zulke investeringen goed voor 22,3% van het bbp. Het Eurozone-bbp bestaat voor 73,7% uit privé- en overheidsconsumptie, terwijl dat in China slechts 54,5% is.
Gevolg van de culturele revolutie
Maar om het inkomen en de consumptie te doen stijgen via de creatie van hoogwaardige jobs heb je hoger opgeleide arbeiders en bedienden nodig. En daar wringt het schoentje op lange termijn. China heeft te weinig onderwijscapaciteit en de kwaliteit van de hogescholen en universiteiten is onvoldoende om de nodige hoogopgeleiden af te leveren. Ter illustratie: China heeft een tiental topuniversiteiten, België telt er 3, maar er zijn honderd keer minder Belgen dan Chinezen.
Het relatief tekort aan topuniversiteiten en -hogescholen en de lagere kwaliteit van veel Chinese onderwijsinstellingen is terug te voeren op de culturele revolutie van Mao. De grote proletarische revolutie kweekte liever boeren dan intellectuelen. Tussen 1966 en 1976 gingen de meeste Chinese onderwijsinstellingen gewoon dicht.
Sneller oud dan rijk
Het gevolg? Pas midden jaren tachtig was er terug een lichting pas afgestudeerde professoren. Veel hogescholen en uniefs bestaan sinds minder dan 35 jaar. Vaak hebben ze kwalitatief nog een lange weg af te leggen. Bovendien is het Westen steeds minder tuk op academische samenwerking met China.
Die situatie maakt van onderwijs een prangend Chinees probleem. Als er onvoldoende hoogopgeleide mensen afstuderen, kunnen er onvoldoende hoogwaardige jobs worden ingevuld, stijgt het gemiddeld inkomen onvoldoende, neemt de binnenlandse compensatie onvoldoende toe, kunnen bedrijven onvoldoende groeien en is er niet genoeg geld voor sociale zekerheid. Voor de gemiddelde Chinees betekent dit dat hij sneller oud dan rijk wordt.
Het Chinese schuldenprobleem
Een groot stuk van die rijkdom – 60% - zit bij de Chinese burger in vastgoed. 90% van de Chinezen is eigenaar van zijn huis. De torenhoge schuldenberg in de vastgoedsector baart Xi en de Communistische partij dan ook zorgen. “Vastgoed is om in te wonen, niet om op te speculeren”, stelde Xi een tijdje geleden. Daarmee legt hij ook de link naar de grote ongelijkheid in China. Speculanten drijven de prijzen op en maken woningen onbetaalbaar voor de gewone Chinees. De implementatie van strikte voorwaarden voor nieuwe schulden en nieuwe wetgeving legt dit aan banden. Het gevolg is wel faillissementen en overheidsinterventies.
Recent zijn nieuwe maatregelen aangekondigd die de noodlijdende vastgoedmarkt moet ondersteunen. Het grote belang van vastgoed voor de gemiddelde Chinees en de economie als geheel (zo’n 20% van het Chinese bbp) maakt dat het te belangrijk is om in te storten. Er is een beweging ingezet van een vastgoedmodel van ‘eerst voorverkoop en later afwerking’ naar ‘eerst afwerken en vervolgens verkopen’. Op lange termijn is dat een goede zaak voor financiële stabiliteit van de Chinese economie. Maar door al die veranderingen zal het jaren duren voor de Chinese vastgoedmarkt opnieuw bijdraagt aan de economische groei.
Deglobalisering
Deglobalisering is de derde grote uitdaging voor Xi. Globalisering en groeiende export, met een versnelling na de toetreding tot de WHO, hebben China groot en sterk gemaakt. De westerse landen willen de macht van de Chinese autocratie en haar bevriende autocratieën niet verder voeden. De recente beperkingen rond Amerikaanse halfgeleiderapparatuur kaderen daarin.
In plaats van coöperatie met het westen evolueren we naar een regime van competitie en mogelijk zelfs confrontatie. Het veiligstellen van de verdere ontwikkeling van China, onafhankelijk van andere landen, is daarom van cruciaal belang voor Xi. Zijn Chinese ‘nationale veiligheid’ omvat niet minder dan 16 verschillende gebieden met daarbij onder meer politiek, de economie, cultuur, technologie, ruimtevaart en overzeese belangen. Voor denktank Metrics komt dit neer op de ‘beveiliging van alles’.
Harde keuzes
De nodige veranderingen vergen harde keuzes. Xi heeft aangetoond die te willen, en kunnen maken. Belangrijke voorbeelden daarvan zijn het aanpakken van de vastgoedontwikkelaars en de macht van de platform- en privé opleidingsbedrijven, het reguleren van databeveiliging, het afremmen van de CO2-uitstoot en het promoten van gemeenschappelijke welvaart (common prosperity). De meeste hiervan beantwoorden aan een reële behoefte om de Chinese economie op een duurzaam groeipad te zetten. Maar de gelijktijdige invoering ervan heeft het bedrijfsleven overhoopgehaald en investeerders in verwarring gebracht en ontmoedigd.
De verdere evolutie naar een nieuw model wordt moeilijk. Het duurt jaren voor hervormingen bijdragen tot de economische activiteit – als ze al slagen. Dat alles impliceert dat een tragere groei en meer volatiele, politiek gedreven markten het nieuwe normaal worden voor China.