Menu
Micro-economie
27.09.2019
Arne Maes Senior Economist

Trends op de arbeidsmarkt

De Belgische jobmotor draaide tot voor kort op volle toeren. De voorbije vijf jaar nam de tewerkstelling toe met bijna 300 000 eenheden of zo’n 6.5%. Dat gebeurde vooral in de private sector. Maar hoe zit dat met de gevreesde “Uberisatie” van de arbeidsmarkt? Tijdelijk werk werd nauwelijks populairder, maar deeltijds werk wél. En ook thuiswerk komt stilaan op, met verrassend genoeg een voortrekkersrol voor de overheid.

De arbeidsmarkt is een dynamisch gegeven. Zij vormt een afspiegeling van de maatschappij en dus ook van de krachten die er op inwerken, zoals de opkomst van de dienstensector, een ouder wordende beroepsbevolking en technologische vooruitgang.

Een recente publicatie van de Nationale Bank (NBB) werpt een blik op de atypische arbeidsvormen in België. Onderstaande grafiek toon hoe vooral deeltijds werk en frequent thuiswerken de voorbije jaren aan belang wonnen.

190927 - EE NL

Tijdelijk werk

Alle contracten die niet van onbepaalde duur zijn vallen voor de NBB in de categorie “tijdelijk werk”*. Sinds 2017 is 10% van alle werknemers op deze manier actief. Dat is een lichte stijging ten opzichte van enkele jaren eerder. De voornaamste verandering hier is het afschaffen van de proef-periode, als onderdeel van het gelijktrekken van de statuten “arbeider” en “bediende”. Het jaarverslag van de NBB wijst erop dat in 2018 46% van alle nieuwe aanwerving tijdelijke werk betroffen.

Het ILO-rapport van 2016 benadrukt dat tijdelijk werk een negatieve impact op het salaris kan hebben. Het negatieve effect speelt ook veel meer bij de lage lonen en is zo goed als afwezig bij grootverdieners. Voor België werd dat negatieve effect -  hoeveel lager het salaris ligt voor tijdelijke werk - geschat op iets meer dan 10%**.  Maar tijdelijk werk kan ook een rol als springplank vervullen. Zo leidde 40% van tijdelijke contracten die liepen in 2016 tot een permanent contract in het daaropvolgende jaar.

Deeltijds werk & de overheid als stuwende kracht

Deeltijdswerk zit in de lift. In België gaat het hierbij over meer dan een kwart van alle werknemers, merkelijk hoger dan het Europees gemiddelde van zo’n 20%. In 2018 werkte 89% van de mannelijke loontrekkenden voltijds. Van de vrouwelijke werknemers was er slechts 56% volledig tewerkgesteld. Het rapport van de NBB stipt aan dat deeltijdse medewerkers kwetsbaar zijn. Typisch is er in hun dienstverband minder ruimte voor bijscholing en promotie. Het armoede risico voor dergelijke werknemers ligt ook iets hoger: 6.5% tegenover 4.3% voor voltijdse werknemers.

Het aandeel van loontrekkenden dat minstens af en toe thuis werkt verdubbelde tussen 2003 en 2017 tot ruim 17%. Daarnaast valt op dat het percentage loontrekkenden dat gewoonlijk of soms thuis werkt erg verschilt tussen de publieke en de private sector. Zo was het in 2017 zo dat voor de publieke sector 32% minstens soms thuiswerkt. Daarmee scoort de overheid als werkgever bijna driemaal zo hoog als de private sector.

 

* Zo gaat het over onder meer vervangingen, specifieke opdrachten of studentenwerk.
** Of er hierbij werd gecorrigeerd voor de oververtegenwoordiging van sommige “zwakkere” groepen (jongeren, niet-eu28) is evenwel niet duidelijk. 

De opinies in deze blog zijn die van de auteurs en geven niet noodzakelijk het standpunt van BNP Paribas Fortis weer.
Arne Maes Senior Economist
Arne is de interne expert in de Belgische economie. Daarnaast is hij belast met de opbouw en instandhouding van de voorspellingsmodellen van de afdeling en ontwikkelt hij nieuwe onderzoeksideeën. Lees meer

Over het onderwerp