De andere mogelijkheid volgens de studie is het verhogen van de wettelijke pensioenleeftijd. Landen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben gekoppeld aan de levensverwachting, kunnen de pensioenen relatief hoog houden. Blijft deze maatregel toegepast, dan bereikt de wettelijke pensioenleeftijd 71 jaar in Italië en Nederland, en zelfs 74 in Denemarken.
Onevenwicht
Uitgaande van de eind 2017 van kracht zijnde wetgeving, zal de normale pensioenleeftijd zijn toegenomen met ongeveer 3 jaar tot 66 jaar voor de generatie geboren midden jaren 90 die zal pensioneren rond 2061 komende van 63 jaar voor de nu reeds gepensioneerde generatie geboren rond de jaren 40. Het verschil in gemiddelde levensverwachting tussen beide zal echter met 6 jaar zijn toegenomen. De drie extra werkjaren zijn te weinig om het evenwicht tussen de lengte van het arbeidsleven en pensioenleven te bewaren.
Om dat evenwicht te vrijwaren op het niveau van de huidige pensionerende generatie (de cohorte geboren rond 1956), zou de gemiddelde pensioenleeftijd 67,2 jaar moeten bedragen voor de 1996 cohorte. Op basis van de huidige wetgeving is dat echter maar 65,8 jaar. België is één van de landen met het hoogste pensioenaandeel van alle OESO-landen.
Belgische jongeren
Dit leidt ertoe dat de gemiddelde bruto vervangingsgraad voor de OESO-landen zal dalen met gemiddeld 6 procentpunt. De pensioenen van werknemers met een volledige carrière geboren in 1996 en dus pensionerend in 2061 zullen, relatief ten opzichte van hun inkomen, 10% lager zijn dan dat van werknemers geboren in 1940. Concreet voor de Belgische jongeren betekent dat een daling van de vervangingsratio van 53% naar 46,7%. En ze zullen 2 jaar langer werken.
Kunnen jongeren daarmee leven? Het gros is er niet van op de hoogte. Bij die daling blijft het trouwens waarschijnlijk niet. De grafiek zegt niets over de totale uitgaven van België aan ouderdomspensioenen. Volgens het EU Ageing Report zullen de publieke pensioenuitgaven in België stijgen van 12.1% van het BBP tot 15% in 2060. Dat is een van de hoogste niveaus in de EU. Waarschijnlijk zal het pensioenstelsel voor die tijd hervormd moeten worden en de vervangingsgraad verder verlaagd.
Samengevat toont de OESO-studie aan dat de generatie die momenteel op de arbeidsmarkt komt, in de meeste landen niet moeten rekenen op een pensioenbedrag gelijkaardig aan hetgeen dat aan de huidig gepensioneerden wordt betaald. Willen ze op hogere leeftijd een aanzienlijke levensstandaard behouden, dan zullen ze hun privé spaarinspanningen tijdens de werkjaren moeten opvoeren.