Het Fraser Institute, een Canadese denktank, publiceerde eerder deze maand zijn jaarlijkse rapport ‘Economic Freedom of the World’. Dit rapport, uitgegeven sinds 1996, toont in welke mate landen persoonlijke economische vrijheden waarborgen op basis van de overheidsstructuur en het gevoerde beleid. Die individuele vrijheid uit zich onder meer in keuzevrijheid, toegang tot (arbeids)markten en eigendomsrechten.
Vrijheid en zijn bijwerkingen
Een combinatie van 42 indicatoren definieert de economische vrijheid. Voor die indicatoren gebruikt het instituut vijf subcategorieën: grootte van de overheid, individuele (eigendoms)rechten, monetair beleid, internationale handel en regulering. Enige tijd geleden voerden zij ook een correctie in voor gender(on)gelijkheid. De slotsom van deze indicatoren laat toe om landen met elkaar te vergelijken en de evolutie over de tijd te volgen.
Onderstaande wereldkaart toont welke landen in welk kwartiel vallen, van zeer vrij (blauw) tot het minst vrij (rood). In de top drie van deze editie vinden we Hongkong, Singapore en Zwitserland terug. Ook Denemarken, Estland en de VS halen de top 10. In het laagste kwartiel vinden we vooral Afrikaanse landen terug.
Gunstige evolutie, gebroken door pandemie
Maar wat vertelt ons dit?
Het rapport toont grote verschillen tussen de landen uit het hoogste en het laagste kwartiel, zij het met veel, dan wel weinig economische vrijheid:
• Het gemiddelde bbp per capita ligt gemiddeld bijna achtmaal hoger in de vrije landen.
• In de meest vrije landen ligt het gemiddelde inkomen van de armste 10% van de bevolking zevenmaal hoger dan in de minst vrije landen.
• Het aandeel van de bevolking in extreme armoede bedraagt in het blauwe kwartiel 2%, wat aanzienlijk lager is dan de 31% in het rode kwartiel.
• Tot slot ligt met 80 jaar de levensverwachting in de meest vrije landen gemiddeld 14 jaar hoger dan in de minst vrije landen.
Recent onderzoek toont aan dat de economische verschillen mogelijk nog groter zijn. Econoom Luis Martinez vergeleek de gerapporteerde bbp-cijfers met satellietgegevens over nachtverlichting. Dat laatste bleek een goede waardemeter voor de effectieve economische activiteit. De conclusie is duidelijk: in landen die als ‘niet vrij’ worden aangeduid, ligt het gerapporteerde bbp een stuk hoger dan wat Martinez becijferde.
Globaal neemt die economische vrijheid toe. De wereldwijde gemiddelde index steeg zo goed als doorlopend sinds de eeuwwisseling. Maar dat veranderde in 2020, het laatste jaar waarvoor de dataset volledig is. De verschillende overheidsmaatregelen om het virus te bestrijden, wogen in veel landen op de individuele rechten. Alles bij elkaar viel de gemiddelde vrijheid terug tot op het niveau van vlak na de grote financiële crisis. Er ging met andere woorden een decennium aan vooruitgang verloren.
Belgische vrijheden
Ons land eindigde op de 46e plaats in de ranking. We doen het net beter dan Botswana, maar slechter dan Jamaica. Deze matige score heeft verschillende oorzaken: In de eerste plaats de grootte en werking van ons overheidsapparaat.De belasting op de topinkomens lag volgens het rapport in 2020 nergens hoger dan bij ons. Enkel Zweden en Slovenië bevinden zich in hetzelfde belastingschuitje. Ook de hoge transfers en subsidiestromen verlagen de ranking, net als de hoge overheidsconsumptie.
Op het vlak van regulering verliest België punten voor: het regelgevend kader rond de verkoop van vastgoed, de administratieve rompslomp voor bedrijven en de weinig flexibele arbeidsmarkt.
Het rapport bevestigt duidelijk de gekende problemen in ons land. En daar lijkt op korte termijn weinig verandering in te komen. We houden een beetje economische vrijheid over. Vinden we dat voldoende?